*
In tijden van rampspoed, zet je deur open,
open de ramen, laat de vreemdeling binnen.
Vertel hem een verhaal groter dan het leven zelf.
Als hij je buitensluit, ramen en deuren dicht doet,
naar je kijkt door het gat in de muur,
hoe je mager en dorstig zit te wachten.
Jij hebt alle hoop van de wereld in je binnenzak,
hij heeft alle angst zorgvuldig in het huis opgesloten.
Wees waakzaam op de avond dat de vensters breken,
glasscherven als vleermuizen door het donker vliegen,
de deur met een droge schreeuw openzwaait.
Wie vult het gat in de aarde als het eenmaal is gegraven?
**
Verdriet komt in golven, spat uiteen op de rotsen
of rolt als een steeds kleinere golf geruisloos
en onopgemerkt op een lang wit strand.
Als ik dat zelf zou kunnen, uitdoven
een vogel zijn, ieder jaar opnieuw een nest bouwen
niet op een tak, maar mijn ei in een wolk leggen
de lucht mijn blauwe engel, de aarde
waarin de duivel zijn gat graaft niet meer aanraken.
De taal die we onderling spreken is die van lijnen
figuren, patronen – een rechte lijn is dodelijk
een kromming is liefde, een cirkel betekent vrede.
Onze vleugels hebben vele kleuren, we verliezen onze veren.
***
Staande gehouden in het donker kijken we omhoog,
het lemmet van de zilveren maan tegen onze keel gedrukt.
De wind steriel, de bomen kraken niet.
De oude nesten ontruimd, schoongepoetst.
Niemand wil hier nog wonen, de vensters
hangen met lange vingers in de sponningen.
We lijden aan allergie, loopneuzen, jeukende handen.
Voor uw veiligheid, routes uitgestippeld door het huis.
Daar de kamer vol ogen, de ruimte met ellebogen.
We zijn één standaarddeviatie verwijderd van annihilatie.
De stad imiteert het geluid van kikkers in de vijver.
’s Nachts hoor je het geluid van ploffende klieren.