adem

Wanneer je hen ziet: vertel ze dat ik hier nog ben,
dat ik op één been sta, dat het andere droomt,
dat dit de enige manier is,

dat ik hen andere dingen wijsmaak dan mezelf,
dat ik, door evengoed hier als buiten bereik
te zijn in een einder verander,

dat, terwijl de zon opkomt en ondergaat
ik mijn plaats ken, dat adem is wat mij redt,
dat zelfs de gedwongen lettergrepen van verval

uit adem bestaan, dat als ons lichaam
een doodskist is, het ook een kast vol adem is,
dat adem door woorden beslaat als een spiegel,

dat niets dan adem de noodkreet overleeft
als die het oor van een vreemde bereikt
en blijft hangen, lang nadat het woord

verdwenen is. Dat in adem alles herbegint,
dat adem alle weerstand wegneemt, de zin
uit het leven, duisternis uit licht –

dat adem is wat ik hen geef
wanneer je ze mijn liefde overbrengt.

huisgeest

bij de 360 graden-bezichtiging van ‘Sunny Home’
van Maarten en Eva Biesheuvel op Funda

Dit is het huis vol lege kamers.
Je kunt de trappen op en af en lezen
wat in de planken staat gekrast.

Je kunt rammelen aan deuren
met haakjes van buiten en stommelen
onhoorbaar ongezien.

Je kunt krijsend voor de lege spiegel staan.
Je bent een ekster. Panisch klap je
op de ruiten.

Te koop, te koop. Maar er is geen uitgang
Geen uitgang naar de sterren buiten.*)

 

*) slotregels van het gedicht ‘Geen uitgang’ van Frank Koenegracht

het grote gebaar

Het gevoel, als kind, wanneer er een hele bus
voor je stopte, een deur opendeed en je meenam
omdat jij je hand had opgestoken.

Ze kan nog niet naar huis, maar loopt
een stukje mee naar de uitgang, haar benen
doen weer wat ze wil. Ze drukt op de knop.
Gangbrede deuren draaien open.

Ze zwaait, je vlucht, het laatste wat je ziet:
je kleine moeder die in zwarte kleren
terugloopt naar het licht.